Gedicht

Op het 25-jarig Jubilé

van Mr. Meijerinck

15 maart 1882

Als men vijfentwintig jaren
Heeft gereisd op 's levens baan
(Vaak verzeld van leed en zorgen)
Steeds zijn plichten heeft gedaan
Is het wel de moeite waard
Dat elk een zich om hem schaart

't Mag een ware feestdag heeten
Hem, die zulk een tijd beleeft,
Daar hij duizend zegeningen
Immer ondervonden heeft.
Steeds bedekkende al het leed
Dat hem vaak bedroeven deed.

't Feest van heden is voorzeker
U, mijn vriend! van groot gewicht
Nu gij zulk een reeks van jaren
Hebt gewerkt naar eisch en plicht
En door ieder die 't waardeert
Wordt geroemd en hoog vereerd.

Hoe?Zoudt gij u niet verheugen
Bij al 't geen gij om u ziet
Wat cadeautjes, wat al wenschen
Die men u van harte biedt!
Dat toch is het grootst bewijs
Hoe men u hier stelt op prijs.

Heil U! want de dag van heden
Brengt geluk en zaligheid
Daar men u thans wil bewijzen
Hoe gij hier steeds nuttig zijt
En uw werk, soms ook veracht
Vruchten geeft voor 't nageslacht.

Dat doet u gewis herleven
Spoort u aan, met nieuwen moed
Steeds te leeren, te beschouen
Het aan u vertrouwde goed
Dat u vast zijn dankstof geeft
Als ge uw gouden feest beleeft.

Dat de Heer u verder spare
Tot geluk van school en huis!
Al uw pogen, al uw werken
Vrij moog' zijn van leed of kruis.
Dat is mijn oprechte beê
Waarmee 'k heden tot u treê