3. Batenburg
Op 1 september 1851 verhuisde Jacobus naar Batenburg. Dit is een prachtig stadje aan de Maas, een miniatuur. Als je op een mooie zomerdag Batenburg komt binnenrijden, kan je je ogen en oren niet geloven. Het is er dan doodstil.
Het plaatsje heeft maar een klein aantal straten, waarvan de Grote Straat wel de belangrijkste is. Verder is er een pleintje met een pomp en wat witgekalkte huisjes er omheen. Daar is ook de oude kerk met een mooi interieur waaronder een indrukwekkende verzameling rouwborden van belangrijke families uit vervlogen tijden en niet te vergeten een 18e eeuws orgel.
De kerk met zijn orgel hebben een belangrijke rol in het leven van Jacobus Siezen gespeeld.
De historie van Batenburg is oeroud. Het stadje heeft sinds ongeveer het jaar 1000 stadsrechten. In 1317 ging het eigen munten slaan. Vanaf 1701 tot 1945 was Batenburg eigendom van het Duitse vorstenhuis Bentheim.
Er is veel geschreven over de geschiedenis van de Heerlijkheid Batenburg en als je dat dan doorleest, besef je dat er niet veel meer dan de slotruïne is overgebleven van dat indrukwekkende verleden.
De bevolking was (en is) in de tweede helft van de negentiende eeuw voor het grootste deel katholiek. De hervormden, waartoe Jacobus behoorde, vormden een minderheid.
Uit de periode 1853-1867 stamt een aantal volumineuze dagboeken in zeer fijn handschrift, bijgehouden door een kerkeraadslid van de hervormde kerk. In deze boeken zijn naast veel kerkelijke zaken ook de dagelijkse dingen van Batenburg bijgehouden, hoewel een en ander doorspekt is van anti-paapse gevoelens en (voor)oordelen.
Het is vooral aan de man, die deze dagboeken heeft bijgehouden, te danken, dat er zoveel over de Batenburgse periode van Jacobus bekend is. In de volgende hoofdstukken zal er herhaaldelijk uit worden geciteerd.