6. De bijzondere school
De oprichting van de bijzondere school in Batenburg is eigenlijk een voortvloeisel uit de onenigheid om de aanstelling van een nieuwe onderwijzer aan de openbare school. Zoals in hoofdstuk 4 al is beschreven, werd niet Jacobus, maar de katholieke Nijland aangesteld. Het is waarschijnlijk, dat er nooit een bijzondere (prot.chr.) school zou zijn opgericht, als de keus toen op Jacobus was gevallen.
Op 31 maart 1853,toen het opstootje om het kostershuis nog maar net achter de rug was, ging er een verzoek namens de kerkeraad naar de gemeente, voor de oprichting van een bijzondere school, ook al veroorzaakte zo’n school de kerkeraad vele geldelijke bezwaren en groote opoffering van de fondsen, maar die kunnen niet opwegen tegen de daartegen overstaande zedelijke belangen voor de (hervormde) gemeente in deze dagen van onderdrukking en overheersching der onzen van zijde der Roomschen.
De goedkeuring van de gemeente Batenburg kwam enkele weken later, onder voorwaarde dat de hervormde gemeente zelve sal te zorgen hebben voor het vereischte locaal of gebouw, meubilair en andere benodigdheden, en zulks, in alle gevallen buiten eenig bezwaar der Burgerlijke Gemeente, mitsgaders, dat zij nimmer eenige aanspraak sullen kunnen maken, op het gemeenteschoollocaal of de onderwijzerswoning dezer Gemeente (:), in geenerlei maniere hoe ook genaamd.
De kerkeraad ziet in dit laatste een poging van de gemeenteraad om alsnog in het bezit te komen van de kosterswoning Op 13 juli kwam de goedkeuring van de Gedeputeerde Staten van Gelderland, dus toen stond niets meer in de weg om de bijzondere school van start te laten gaan.
De kerkeraad besloot de consistoriekamer (de "gerfkamer") in te richten als schoollokaal en hiervoor f 100,- uit te trekken voor betimmeringen en de nodige meubels. Jacobus kreeg met terugwerkende kracht vanaf 1 oktober 1852 een jaarsalaris van f 320,- ; een bedrag, dat nu 130 jaar later, in enkele dagen wordt verdiend....
We mogen aannemen, dat vanaf de datum van goedkeuring door Gedeputeerde Staten ook werkelijk een begin gemaakt is met de opzet van de bijzondere school. Op 7 september 1853, zes dagen na Jacobus' huwelijk, wordt een begroting opgemaakt voor het timmer- en metselwerk; alles bij elkaar een verbouwing die op f 277,- zou komen, inclusief een kagchelpijp van koper à fl 10,-.
Op 6 januari 1854 werd de school feestelijk ingewijd.
Gewoonlijk zegt men: "Een paapschen heijligen dag, is een geuzen luijen dag",d.i. op dergelijke Roomse feestdagen, op plaatsen waar zij verre weg de meerderheid uitmaken, worden dezelve wel niet door de protestanten ale zoodanig gevierd, of erkend, toch heeft er iets plaats bij hen verschillend van andere werkdagen; en wel als men zegt: "om geen aanstoot te geven" maar eigentlijk meer uit laakbare toegeeflijkheid, om te mogen doorgaan voor een goed mensch.
Zoo als overal elders, was ook in deze gemeente die zoogenaamde liberaliteit doorgedrongen; zóó zeer zelfs, dat de vorige protestantsche onderwijzer op die dagen geen onderwijs meer vermeende te mogen geven, wat sommigen daar ook tegen inbragten; protestantsche Burgemeester en schoolopziener keurden dat goed, en door dezen gesterkt, bleef elke reclame vruchteloos en de onderwijzer bleef ten dezen als in veel andere, nog nadeeliger, zaken, voortgaan in den geest van Rome te handelen.
Maar, Gode zij dank, bij veranderde omstandigheden, zijn ook andere, betere gezindheden ontstaan, en daarom is ook juist op dezen R. feestdag, waarop anders het onderwijs stilstond, hetzelve in de bijzondere school geopend bij eene plegtige inwijding, waartoe door de kerkeraad de leden der gemeente ter bijwoning waren uitgenodigt, doch geen enkel persoon van het, geheel uit Roomschen bestaande gemeente bestuur, van den Burgemeester of tot den veldwachter toe, werden de eer der uitnodiging waardig geacht, het moest geheel het protestantsche karakter blijven behouden.
De kerkeraad met de kerkmeester en de Diaken Boekhouder vereenigden zich in de custos wooning, ten half elf uren in den morgen van deezen dag, terwijl de gemeenteleden tegen elf uren waren verzocht in het schoollocaal zich te vervoegen; toen dezen daar allen vergadert en de schoolkinderen tegenwoordig waren ging ook de kerkeraad en het choor derwaards.
De consistorie, of zoogenaamde Gerfkamer, (...) tot bijzondere school bestemd en ingerigt, zag er aller fraaist uit, zoo wat de doelmatigheid ale het meublement betrof: geplafonneerd, nieuw geverfd en vernist, nieuwe banken en tafels, alle mogelijke benoodigde schoolkaarten op linnen geplakt en van zwart hout vervaardigde rollen voorzien, garneerden de helder witte muren, zoo dat het geheel een vrolijk en genoeglijken indruk op allen maakte; zóó dat dan ook aller mond getuigde nimmer, waar ze ook al geweest waren, zulk een lief schoollocaal gezien te hebben, dat, hoezeer beknopt, toch in alles doelmatig was.
Nadat alles met belangstelling was onderzocht, de kinderen reeds gezeten en de kerkeraad benevens de leden der gemeente de hun aangewezenen plaatsen hadden ingenomen, werdt het feest geopend door een daarop betrekkelijk feestgezang, tot dat einde door den custos onderwijzer der bijzondere school, de Heer Jacobus Siezen, vervaardigt.
Na afloop daarvan trad de predikant te Gempt op en hield, na voorafgaande toespraak zoo aan de kerkmeester als aan de kerkeraad, eene zeer belangrijke rede ten betoge van de gewigtige voordeelen, aan het bezit van eene eigene bijzondere school verbonden; eene school waar den Bijbel niet geweerd, de geschiedenis niet verwrongen, of in het qeheel niet geleerd wordt, waar er sprake is van de Hervorming en de 80 jarige bloedige, maar roemrijke strijd, onzer vaderen voor vrijheid van Godsdienst; eene school, eindelijk, waar niet gebed en dankzegging verboden, maar waear dit regel is, de Jeugd niet alleen onderwezen, maar opgevoed worden in de kennis van God en Zijnen Zoon, onzen Zaligmaker Jezus Christus.
ZEw sprak vervolgens over de voorwaarden, welke aan de gemeente die voordeelen op den duur alleen kunnen en moeten waarborgen.
Hierop hieven de kinderen wederom op het feest betrekkelijke gezangen aan, na afloop waarvan, ieder der daartoe in staat gestelde kinderen, een dichtstukje resiteerden, die allen zóó ingerigt waren, dat ze een regt geheel uitmaakten, geheel toepasselijk op het feest en de daarstelling van het schoollocaal, door de vriendelijke onderwijzer tot dat einde vervaardigt en de Jeugd geleerd.
De onderwijzer hierna optredende en ale inleiding vooraf sprekende over de geschiedenis zijner eigene jeugd en de aanleidende oorzaken,welke in Gods vaderhand, het middel was geweest waardoor hij in deze gemeente was gekomen, en zich eindelijk, in dubbele betrekking, geheel aan haar verbonden, ook hoopte, met 's Heeren hulpe, zijne verplichtingen naar te komen en bovenal geheel zijn Leven en verkregen kennis tot welzijn der aan hem toevertrouwde jeugd toe te wijden, en hen op te voeden, niet als brave staatburgers alleen, maar tot menschen die Leven in de vreze des Heeren, tot waarachtige Christenen, in de voile betekenis des woords, zoo slechts de ouders hunne kinderen met vertrouwen en belangstelling aan hem overgeven en de lieve jeugd, met ijver en met lust, zijn onderwijs ter harte nemen, en geheel met blijmoedig vertrouwen in hunne opvoeding zijne leiding volgen mogten.
Daarna nog eenige woorden van hartelijke dankzegging tot de kerkeraad gerigt en deze bedankt te hebben voor de op en inrigting der school,-zich in derzelver belangstelling verder aanbeveelende,- besloot hij dezelve, met Gods beste zegeningen over zijne opvoeding of te bidden.
Tot slot zongen de kinderen nog eenige doelmatige gezangen en daarmede werdt dan de inwijding van het locaal besloten en ging de vergadering zeer voldaan uiteen.
De vergadering uit elkander gegaan en huiswaards keerende, ging de kerkeraad ter bespreking van een en ander naar de custoswoning en gebruikte daar onder genoeglijk onderhoud eenige verversingen.
Om dezen dag te maken tot een dag van vreugde en genoegen, ook voor de lieve jeugd, had de kerkeraad den onderwijzer daar toe in staat stellende, en deze, benevens zijne echtgenoote, met bereidwilligheid genegen daarmede zich te belasten, besloten, dat in den namiddag zouden samen komen aan de custorie en dan daar onder stille vreugde verder ook den avond blijven, en onthaald worden op al dat geene wat een kinderhart verheugen en kinderen tot vrolijkheid en blijdschap stemmen konden.
Zoo is dan ook geschied, en is de dag geeindigt met een waar kinderfeest, waarover de kleinen nog dagen lang met genoeglijke herinnering blijven spreken,daar ook de vriendelijke onderwijzer en zijne goede vrouw alles er aan hadden bijgedragen, om door betamend gezang en spel, dat feest geheel te doen beantwoorden aan het doel waarmede de kerkeraad net had beraamd.
God, bidden wij, schenke verder op onze nieuwe school, ter opleiding der Hervormde jeugd tot ware aanbidders in geest en in waarheid van den eenigen Heer opgerigt, zijne bests en rijkste zegen uit. Amen.
Op 15 januari 1854, toen er nog geen leerplicht bestond, waren er 18 kinderen op de bijzondere school : 10 jongens en 8 meisjes. Op 15 juli van datzelfde jaar waren dat er 19, namelijk 10 jongens en 9 meisjes.
Deze aantallen zijn om twee redenen opmerkelijk als men ze vergelijkt met het aantal leerlingen op de openbare school: op 15 januari 30 jongens en 26 meisjes, en op 15 juli 18 jongens en 14 meisjes. In de eerste plaats is de invloed van de seizoensarbeid in de zomer alleen op de openbare school te merken. Waren de protestanten meer gemotiveerd om hun kinderen naar school te sturen? Zat de kerkeraad de ouders achter de broek? Waren de protestanten rijker dan de katholieken, zodat ze hun kinderen niet te werk hoefden te stellen in de zomer? In de tweede plaats gingen er verhoudingsgewijs meer protestantse kinderen naar school, ongeacht het seizoen. De bevolking van Batenburg bestond immers in het midden van de vorige eeuw voor 6/7 gedeelte uit katholieken.
Je zou dan kunnen verwachten dat het aantal schoolgaande kinderen op de openbare school ongeveer zes maal zo hoog zou moeten zijn als het aantal kinderen van de bijzondere school.
De algemene leerplichtwet van 1901 zal in een en ander wel verandering hebben gebracht.
Uit het kerkelijk jaaroverzicht van 1855 blijkt, dat de kerkeraad tevreden is met de gang van zaken in de bijzondere school,vooral wat betreft het godsdienstige element. Minder optimistische geluiden zijn een jaar later te horen:
in behandeling zijnde, de zaken van onze bijzondere school, en in overweging nemende dat, bij de aanzienlijke offers uit de fondsen tot die oprigting tot heil der gemeente gebragt, die school moest en kon wezen, en, overwegende, dat klagten, even gegrond ale gewigtig, bij de vergadering zijn ingekomen, zoo ten aanzien van de geringe orde en regelmaat bij het onderwijs heerschende, als ten opzigte van de weinig uitgebreidheid van hetzelve; - overwegende, dat de onderwijzer blijft verzuimen zich te bekwamen, of voor te bereiden, voor de 2e onderwijzers rang evenzeer, als te zorgen behoorlijk onderwijs in de Fransche taal te geven; - overwegende het ingebragte bezwaar,-dat de onderwijzer zich meer, als met zijne roeping past, en zulks ten nadele van het onderwijs, op landbouw is toeleggende; - overwegende nog meer ingebragte bezwaren, - heeft de vergadering besloten, deze bezwaren den onderwijzer, bij schriftelijke mededeeling, kenbaar te maken, met ernstige aanmaning dezelven uit den weg te ruimen, daar ze de kerkeraad niet mag blijven voortduren.
Een maand later is er nog geen verbetering opgetreden:
aangaande de werking onzer bijzondere school valt op temerken, dat dit nog al te wenschen over laat, doordien de onderwijzer niet die orde, regelmaat, ijver en lust betoonde welke de kerkeraad meende, en teregt, dat door hem in acht genomen moest worden; klagten van ouders, blijkbare zorgloosheid bij de kinderen, in het leren en het schoolkomen, en meer andere nadelige uitwerkselen, deden, vermits de schooldirectie niets ten dien aanzien ter verbetering scheen aan te wenden, de kerkeraad besluiten, ter wegneming van het kwaad, ernstige maatregelen te beproeven, bestaande in eene, door alle de leden onderteekende, circulaire aan den onderwijzer te rigten, met kenbaarmaking der bezwaren, en met invitatie daarnaar te gedragen.
De zangschool heeft geregeld eens per week plaats gehad; ter verbetering van het kerkgezang voornamelijk gehouden, wordt er in den regel dan ook enkel psalmen of gezangen gezongen, waarbij, ale natuurlijk is, betamende stilemoet heerschen.
Intusschen is dit niet altijd in acht genomen niet alleen, maar hebben er soms handelingen plaats gehad, die althans bij dergelijke samenkomsten, en daar ter plaats, geacht moeten worden, niet te huis te behooren, en vermits de onderwijzer niet bij magte scheen altijd daar tegen te waken, hebben sommige familien hunne kinderen terug gehouden; daar echter de onderwijzer is vermaand streng, zonder aanziens des persoons, tegen dergelijke afwijkingen te waken, willen wij hopen, dat met het ingetreden jaar hierin gunstige verandering plaats vinde, en deze samenkomst worde wat zij zijn moet.
Jacobus deed het niet zo best, zouden we nu zeggen. Welke omstandigheden zullen een rol gespeeld hebben? Het feit, dat er in die tijd twee kleine kinderen waren, van ruim twee jaar en van een jaar in het gezin van Jacobus? Was hij toch niet gelukkig met zijn boon? Waren de financiële zorgen te groot?
Een jaar later, in 1857, schijnt het weer beter te gaan op school:
de werking onzer bijzondere school mag op den duur gezegd worden goede resultaten op te Zeveren ofschoon het getal leerlingen zeer gering is vooral des zomers, (toch seizoenarbeid?) en nog vermindert is door het vertrek van de Kapt. Meims, (de man, die de vlag uitstak!) doordien wij 4 kinderen er door verloren, dat aanzienlijk gerekend moet worden op zulk een gering aantal schoolgaanden; in de wintermaanden gaat het beter : vooral is de avondschool dan goed bezet door kinderen van behoeftige ouders door de kerkeraad schoolgezonden, omdat ze dan Been veldwerk (!) hebben te verrigten.
Is het getal leerlingen dan ook al gering, des te vollediger kan het onderwijs wezen en is dit ook werkelijk in allen deelen goed te noemen, vermits de onderwijzer zich veel moeite geeft; en hij voor zich vol ambitie ook de 2e onderwijzersrang heeft mogen bekomen waardoor het onderwijs uitgebreider en meer volledig kan worden, ook met betrekking tot vreemde talen waarop de onderwijzer nu meer tijd heeft zich toeteleggen; en hoe uitgebreider dat onderwijs worde des te belangrijker voor de gemeente ook met het oog daarop om van elders inwoners te verkrijgen ter vermeerdering van het zielental.
In 1860 krijgt Jacobus het verzoek van de kerkeraad om op te letten of de kinderen van arme ouders wel geregeld.de catechisaties en de kerkdiensten bijwonen, want alleen dan komen ze in aanmerking voor gratis onderwijs en kunnen de ouders rekenen op bedeling in de winter
En natuurlijk waren er ook feesten op school!
Enkele hoogtepunten waren de herdenkingen van het 50-jarig bestaan van het koninkrijk in 1363 en twee jaar later ook het 50-jarig "jubileum" van de slag bij Waterloo. Van dit laatste feest een verslag.
den 21 Junij 1865
Feestviering, Waterloo
Op dezen dag, nu ook de oude strijders van Waterloo, geheel Nederland, plegtstatig feestvieren te Leiden, in tegenwoordigheid van onzen beminden Koning, Z.M. hoogbejaarden oom, Prins Frederik van Orange, de Min. van oorZog en andere Hooge autoriteiten, wordt in onze gemeente her dacht de voor 50 jaren op 18 Junij behaalde zegen op de Fransche legers, onder aanvoering van Napoleon I, na zijne terugkomst van Elba, in de velden van Waterloo, door de vereenigde Zegers van Engeland, Pruischen & Nederland, gesteund door de krachtige arm des Allerhoogsten; Het was de hand des Heeren die de onzen ter overwinning van het talrijker en meer geoeffende en geharde Fransche Leger leidde.
Te drie uren des namiddags hadden de kinderen zich vereenigd in het gebouw van onze bijzondere school, allen behoorende tot die school en onze kerk, van daar togen ze in optocht met vlaggen & vaandels door de straten naar Verhagens Bosch, van de Vorst van Bentheim, aan de Appelternsche Dijk, ten einde in heerlijk groen onder de lommer der eiken zich te vermaken, daarbij op Meikerssen wordende onthaald. Tegen 6 uren was bepaald de opkomst in de school, tijdig kwam de onderwijzer van het uitstapje met de jeugd al juichende en zingende terug. De school was met groen & vlaggen versiert; de kerkeraad en eenige familien waren daar aanwezig. De onderwijzer opende de plegtigheid met toepasselijk gebed; gaf een kort geschiedkundig versiag van het doel en aanleiding tot het feest, met eene juiste afbeelding & verklaring van dien beroemden, in de gevolgen zoo zegenrijke, behaalde overwinning. Bij afwisseling zongen de kinderen op het feest betrekkelijke, door den onderwijzer vervaardigde liederen; en eindigde met eene nadere toespraak.
De predikant nam daarop het woord,sprak den onderwijzer aan, hem dankende voor al hetgeen hij ten dezen met zoo veel ijver, zorg, lust en liefde had verrigt; sprak tot de kinderen en tot opgekomene familien, dankende voor de eer het feest door hunne tegenwoordigheid bewezen, en de kerkeraad, als de oprigters van het feest, aangedaan. Zijn Eerw. reikte daarna eene feestplaat uit voor ieder der gezinnen bestemd, en met herhaalde hoeraa's ter eere van den onderwijzer en de kerkeraad ging de vergadering uiteen, terwijl de kinderen daarna werden onthaald op chocolaad en broodjes, en de kerkeraad met den onderwijzer in broederlijke eendragt in de kosterswoning een glas wijn gingen drinken.
Wanneer de bijzondere school werd opgeheven, kon niet worden achterhaald. Het is waarschijnlijk dat Jacobus er tot zijn dood in 1889 onderwijzer is geweest.'
Tot op de dag van vandaag is de ruimte in de hervormde kerk van Batenburg bij de inwoners van die plaats bekend onder de naam “'t schooltje". In 1979 was er niets weer te vinden wat nog aan de school herinnerde. Met de in 1982 afgeronde restauratie van de kerk zullen eventuele laatste sporen wel zijn uitgewist.