Uit het leven van Jacobus Siezen
Rechts van de pagina vind u de inhoudsopgave waarmee u door het boekje kunt navigeren. Op veel van de foto's kunt u klikken of 'zweven' voor een grotere versie.

4. De vacature aan de openbare school

Omstreeks 1850 ging het niet goed met de onderwijzer van de openbare school in Batenburg, meester Sluiter.
In de nazomer van 1851 werd hij op kosten van de kerkeraad in een krankzinnigengesticht in Zutphen geplaatst. Dat de kerkeraad hier de financiële last om de onderwijzer van de openbare school te laten verplegen op zich neemt, is verklaarbaar. Het was in Batenburg al eeuwen gebruikelijk dat de onderwijzers-baan gecombineerd was met die van custos: voorlezer-voorzanger-organist-koster.

De consequentie hiervan was, dat de Batenburgse onderwijzer natuurlijk hervormd moest zijn en dat was een niet eenvoudige zaak in een gemeente die voor 6/7 gedeelte roomskatholiek was.
Het is daarom wel begrijpelijk dat de (op één na) katholieke gemeenteraad er op gespitst was een katholieke onderwijzer aan te stellen ter vervanging van de hervormde meester Sluiter. Het zou dan wel een verbreking betekenen van de wettelijk vastgelegde gecombineerde baan van custosonderwijzer.
Intussen zat de arme meester Sluiter in het gesticht en was de onderwijzersbaan vacant.
Jacobus is dit op de een of andere manier aan de weet gekomen, want hij solliciteerde naar deze dubbele betrekking

Zowel door de gemeenteraad als door de kerkeraad werd Jacobus als waarnemend onderwijzer resp. custos aanvaard. Eén van de r.k. gemeenteraadsleden wilde de benoeming van Jacobus het liefst voor een paar maanden zien, om deze dan later eventueel te verlengen; het doel echter was om er direct eene Roomsche in te werken. De hervormde (!) burgemeester was het aanvankelijk eens met de tijdelijke benoeming, maar liet zich door de kerkeraad ompraten om, ook volgens de wens van de vrouw van meester Sluiter, Jacobus aan te stellen als waarnemend onderwijzer zolang de ziekte van meester Sluiter zou duren.

Maar meester Sluiter stierf al vrij gauw daarna.
Jacobus had in die tijd een goede naam gekregen als onderwijzer, want zowel de katholieken als de protestanten in de gemeente ondertekenden een petitie waarin zij hunne wensch te kennen gaven: om vermits men bijzonder zeer met zijn onderwijs te vreden was, hem als onderwijzer te houden en definitief tot hoofd onderwijzer te benoemen.

Het was te verwachten dat de katholieke gemeenteraad hier fel tegen was. De raad plaatste daarom op eigen houtje een advertentie in een onderwijsblad, waarin zij sollicitanten opriep voor de vacature. De gegadigden werd het volgende geboden:

a) vreije woning en tuin
b) eene jaarwedde van f 100,- uit de gemeentekas
c) de schoolgelden berekend ong. f 100 's jaars
d) het uitzigt (ingeval dat de aantestellen onderwijzer niet tot koster enz. benoemd mogt worden) op eene Rijkstoelage van f100,

De kerkeraad was woedend.
Niet alleen omdat de gemeenteraad de advertentie had gezet zonder eerst te overleggen, maar ook omdat er van uitgegaan werd, dat de dubbele betrekking van onderwijzer-custos gesplitst kon worden en omdat het kostershuis werd aangeboden als "vrije woning". Het huis waar het om ging, was eigendom der Hervormde Diakonie van Batenburg en, van voór oude tijden, steeds de woning van den koster der Hervormde gemeente, die tevens was openbaar onderwijzer, een situatie die al sinds ongeveer 1600 bestond.

Toen de leden van de gemeenteraad ook nog de kosterswoning binnendrongen, een schuurtje gedeeltelijk afbraken en. de gemeentebrandspuiten er in plaatsten, was de maat helemaal vol. De kerkeraad protesteerde bij de Officier van Justitie en een onderzoek volgde, maar er gebeurde verder niets, op grond van waarschijnlijk, dat de Gemeenteraad steeds jaren belast was met de reparatiën van het schoolhuis, en dus regt had te doen als was geschied.

Het huis waar het om gaat heeft dus verschillende namen kostershuis, custorie en schoolhuis.

Men liet de zaak zelfs voorkomen, maar de rechter scheen geen reden tot vervolging te vinden; het hek om het huis, dat te lijden had gehad onder het "kraken" werd hersteld en de brandspuiten bleven staan....

Een tegenzet van de kerkeraad was het intrekken van het verlof om gemeenteraads-vergaderingen in één van de vertrekken van de kosterswoning te laten plaatsvinden. Zo kreeg men tenminste geen "vreemd volk" over de vloer bij de weduwe Sluiter en Jacobus als inwoner. Bovendien werden er maatregelen getroffen om een tweede inval in de custorie te kunnen verhinderen.

Intussen had de kerkeraad ook niet stilgezeten wat betreft de benoemings-procedure voor een nieuwe onderwijzer. Bij het aanstellen van een nieuwe onderwijzer had de vorst van Bentheim, als Heer van de Heerlijkheid, het recht om als collator op te treden d.w.z. hij was het, die het eigenlijk voor het zeggen had wie er aangesteld zou worden. 

De kerkeraad probeerde bij de vorst van Bentheim een volledige i.p.v. een tijdelijke aanstelling voor Jacobus los te krijgen en dat lukte. Op 24 september 1852 werd deze volledige aanstelling door de kerkeraad bekrachtigd. Maar niet door de gemeenteraad

Blijkbaar was de benoeming van Jacobus door de vorst van Bentheim geen reden voor de gemeenteraad om de sollicitatieprocedure stop te zetten.
Er werd weer een advertentie geplaatst, waarin alle sollicitanten werden opgeroepen voor het examen; een vergelijkend examen, onverschillig van welke gezindheid ook, zelfs Israelieten als ze er bij waren.

De kerkeraad zag weer moeilijkheden oprijzen als na het examen de keus op een katholiek zou vallen en consulteerde haar raadsman. Volgens deze bleven de regte onverkort voor de Hervormde gemeente van Batenburg. Tegen willekeur valt weinig te doen. Het regt wordt immers met voeten getreden. Men besloot het examen af te wachten.

Op 9 december 1852 was het dan zover. Er waren elf sollicitanten, waaronder twee protestant. De schoolopziener had een drietal gegadigden uitgezocht, waar volgens hem uit gekozen zou moeten worden. Tweede op de lijst was Jacobus Siezen en derde de katholieke J.M.Nijland.

De gemeenteraad formeerde een ander drietal uit de sollicitanten welke verre weg de minsten onder de minsten waren, maar genoeg als Roomschen bij uitnemendheid. Bij dat drietal was er één die men bij voorkeur benoemd wilde zien, maar van deze persoon verklaarde de schoolopziener dat die kwalijk zoveel kende als een schoollier van de eerste klasse; maar wat doet er dat toe, zoo men slechts een hunner creaturen benoemd zag, dan kon de Cathegismus, de verminking van de geschiedenis de gloirie der inquisitie en der brandstapels, en wat al niet meer wat haat en tweedragt en het gemoed der jeugdige kinderen pleegt ingeprent te worden, deze als onveilbare waarheden te worden geleerd....

Tegen het formeren van het drietal door de gemeenteraad werd een protest ingediend door de kerkeraad bij de Minister van Binnenlandse zaken, de berugte Mr. Thorbecke, waarin de gang van zaken uit de doeken werd gedaan. ....

De kerkeraad, ofschoon door dit schrijven niet geacht willende worden op onbehoorlijken wijze te willen werken op Uwer Excellenties overtuiging, het gevoel voor wat regt is en pligtmatig hebbe hier alleen te beslissen, heeft het toch van zijnen pligt geacht Uw Hoogedel gestr. de bezwaren te doen kennen welke zouden voortvloeijen uit de niet benoeming tot
openbaren onderwijzer van den koster Jacobus Siezen,(...) Mogt echter Uwe Excellentie, om reden welke wij ons niet onderstaan zullen te beoordelen, de kandidaat van de gemeenteraad, hoe ongeschikt ook, boven die van de kerkeraad, menen te moeten ondersteunen, dan verzoeken adressanten met vorigen eerbied, dat hun koster, Jacobus Siezen, welke de bevoegde onderwijzers rang bezit, de autorisatie, maar goedgunstiglijk te willen verleenen, namelijk, de vrijheid tot het oprigten eener bijzondere schoot voor protestanten.

De schoolopziener had hier blijkbaar toch het laatste woord, want de katholieke Nijland, nummer drie van de lijst, werd bij de minister voorgedragen, omdat het grootst gedeelte, de kwantiteit niet de kwaliteit, Roomsch is.
De minister besloot overeenkomstig het voorstel van de schoolopziener en zo werd J.M.Nijland benoemd als openbaar onderwijzer. De kerkeraad moest zich er in schikken.

Met het wisselen van onderwijzer werd de inventaris van de openbare school opgemaakt. Jacobus en Nijland maakten deze gezamenlijk.

Inventaris der aanwezige meubels in de Openbare School te Batenburg op den 20 Januarij 1853

Zestien schrijftafels met dertig inktkokers.
Eene boekenkast met lessenaar annex en bijbehoorende sleutels.
Een voorbeelden kastje
Eene kagchel met dito bak, pook, gruisbak, met dito schop en pijpen compleet.
Eene bruine tafel met lade en eene stoel.
Een klein tafeltje met opstaand letterkastje en Rekenmachine met honderd balletjes.
Twee oude leestafels voor eerstbeginnenden door den heer P. J. Prinsen.

Eene wereldkaart, een dito van Europa, een van Azië, een van Afrika, een van Amerika, een van Australië, en een kaart van Nederland benevens een dito over de Redekundige ontleding.
Vijf groote letterplanken met blokjes compleet. Zeven kleine dito-(enkele blokjes weg)
Een losse kapstok met vier pennen.
Twee schuifborden compleet.
Een los schrijfbord en een los muzijkbord.
Twee kapstokken aan de Westzijde der school compleet.
Maten en gewigten als volgt:
Een half mud, een kwart mud, een dubbeld schepel, een schepel, een halfschepel, een dubbeld kop, een kop, een halfkop, een dubb. maatje, een maatje, een halfmaatje. Een kan, halve kan, dubb. maatje, maatje, halfmaatje, een dubb. vingerhoed, een vingerhoed. Een kubiek bakje, een kub. palm. Eene Ned. El.
Een Nederl. pond, een Ned. halfpond, een dubbel onc, twee oncen, een half onc, een- dubb. lood, twee boden, een halflood, drie enkele wigtjes (een dubb. wigtje weg) Twee schoollampen met toebehooren. Een balk, waaraan de lampen bevestigd, rustende over de drie ijzers dwars door de school gaande. Een lampenschaar
Vier ijzeren roeden met en voor raamgordijnen. Twee deksels op de bestekamer Drie planken voor het Bruishok.

Aldus opgemaakt door mij, in tegenwoordigheid van Heeren Burgemeester en Wethouders op dato de zeventienden Februari] achttienhonderd drie en vijftig.

J. Siezen
gewezen waarn. onderwijzer

door mij onderwijzer der Gemeente Batenburg J. M. Nijland

Dit leek toch een vreedzaam einde van het geharrewar over de aanstelling van de nieuwe onderwijzer. Maar nog geen tien dagen later begonnen de moeilijkheden pas echt....